Sinds enkele maanden is het plan Peeters wet. Deze is genoemd naar de huidige minister van onder andere Werk en is een hervorming met als doelstelling werkbaar en wendbaar werk. De nieuwe wet biedt een kader voor allerlei maatregelen waaronder één belangrijke over opleidingen. Deze eerste blog vergelijkt in grote lijnen de vroegere en de nieuwe regeling In een volgende blog formuleer ik enkele persoonlijke (kritische) kanttekeningen bij deze nieuwe wet vanuit een L&D standpunt.
De oude regeling.
Vroeger was er een Interprofessionele Doelstelling voor Belgische werkgevers om 1,9% van hun totale loonmassa te besteden aan opleidingen. CAO’s konden deze wetgeving concreter maken voor hun sector. Vaak kwam dat grosso modo neer op 2 opleidingsdagen per jaar per voltijdse medewerker.
Organisaties moesten deze opleidingsinspanning rapporteren via de sociale balans aan de Nationale Bank. In deze regeling werden er in bepaalde gevallen ook sancties opgelegd. Deze werden echter door onder andere de Raad van State vernietigd.
De nieuwe wet op werkbaar en wendbaar werk (of de wet Peeters in de volksmond)
De nieuwe wetgeving geldt voor ondernemingen uit de privé-sector. Er is nu een jaarlijkse doelstelling van gemiddeld 5 opleidingsdagen per voltijds equivalent. Deze geldt echter niet voor ondernemingen die minder dan 10 werknemers tewerkstellen en er is een andere uitzondering mogelijk voor bedrijven met 10 tot 20 werknemers.
Onder opleidingen verstaat de wet zowel formele als informele opleidingen en deze mogen ook over thema’s gaan die verband houden met welzijnsbeleid.
Deze opleidingsinspanning kan verder geconcretiseerd worden via een:
- nieuwe sectorale CAO of een verlenging van een bestaande CAO;
- individuele opleidingsrekening die bepaalt hoe de inspanning verdeeld wordt over de werknemers binnen de organisatie.
In beide bovenstaande gevallen heeft elke werknemer recht op minimaal 2 betaalde opleidingsdagen. Dit is ook het geval wanneer er noch een CAO noch een individuele opleidingsrekening is.
De wet Peeters stelt bovendien dat deze nieuwe jaarlijkse doelstelling niet onmiddellijk gerealiseerd moet worden. In dat geval moet er een groeipad uitgestippeld worden om uiteindelijk de gemiddelde doelstelling van 5 opleidingsdagen per jaar per voltijds equivalent te bereiken. Het gaat om een gemiddelde berekend over de hele organisatie zodat het mogelijk is dat sommige medewerkers meer en andere minder opleidingsdagen volgen.
Opvallend is dat de nieuwe wet is het volgende:
- Er is geen sanctie meer voorzien wanneer werkgevers deze doelstelling niet halen.
- Volgens de site van het ministerie zal deze maatregel geen bijkomende kosten voor de werkgevers met zich meebrengen.
En het opleidingsplan?
Ik krijg vaak de vraag of er een wettelijke verplichting is voor organisaties om een opleidingsplan op te maken. Wat dit betreft, is er echter niets veranderd. Zowel de huidige wetgeving als de vorige stellen de opleidingsinspanning verplicht en niet het opmaken van een opleidingsplan. Sommige CAO’s of vormingsfondsen vroegen dat echter wel van de ondernemingen uit hun sector.
Wat je ook leest over de wet Peeters, het luik over opleidingen wordt altijd omschreven als ‘meer investeringen’ in opleiding. Een goede reden dus om wel degelijk een plan te ontwikkelen over hoe je dit als organisatie aanpakt. In de volgende blogs bekijk ik deze nieuwe wetgeving met een kritische L&D bril.
Extra info
- Toelichting van de wet op de site van het ministerie van Werk
- Deze webpagina’s op de site Securex
- Een webinar over alle wijzigingen door Attentia
Download gratis e-boek
Zin en onzin over het opleidingsplan
‘Wij hebben een opleidingsplan nodig’ is een kreet die je in nogal wat organisaties hoort.
En dan komen de vele vragen:
- Waarom willen we een plan?
- En wat is de bedoeling van het plan?
- Wie moet ik er bij betrekken?
- Is een plan verplicht???